Al in de pre-Romeinse tijd speelde Ronda al een belangrijke rol in dit zuidelijke deel van Zuid-Spanje
Dit vanwege zijn hoge kliffen, diepe kloof, en goed verdedigbare positie op een belangrijke handelsroute. Gelegen op een van de belangrijkste routes landinwaarts vanaf het zuidelijk gelegen kustgebied.
Ronda en zijn oudere versie (nu ruïne stad Acinipo ) zijn bewoond sinds tenminste 1100 v Christus
Paleolithische en Neolithische mensen zwierven al door de heuvels rond Ronda hierbij vele fascinerende herinneringen achterlatend van hun aanwezigheid, met inbegrip van grotschilderingen bij Cueva de la Pileta, dolmen ( grafkamers ) in de buurt van Montecorto, en in het Grazalema Natuur Park, en tal van plekken waar archeologen aardewerk en andere relikwieën hebben ontdekt van het stenen tijdperk.
Cueva de la Pileta is open voor het publiek en een gids toont u alle belangrijke grot tekeningen tijdens een eenvoudige wandeling door de grot, die ongeveer twee uur duurt.
De afstammelingen van deze grotbewoners zijn naar waarschijnlijkheid de Tartessianen , een inheems volk die hoofdzakelijk woonden in Zuid-Portugal en West-Andalusië. Men denkt vaak dat de Kelten Tartessians waren, maar volgens taalkundig bewijs was de Tartessiaanse taal niet gerelateerd aan een van de andere talen van Iberisch schiereiland. Het is mogelijk dat de Tartessianen dezelfde bouwers waren van de dolmen die men verspreid over de bergen van de Serrania de Ronda vindt.
Rond 1100 voor Christus de Feniciërs, later bekend als Carthagenen, vestigden zich op het Iberisch schiereiland stichten de stad Cadiz, evenals tal van andere dorpen, waaronder Acinipo ( oud Ronda ) terwijl Griekse kooplui die later aankwamen een handelspost genaamd Ronda starten
Acinipo is een Romeinse verbastering van de Fenicische naam die vrij vertaald ,land van de wijn betekend, terwijl Ronda, gesticht door Griekse handelaren, door de Grieken Runda werd genoemd dat vrij vertaald ,omringd door bergen betekent.
Van de Tartessianen , Feniciërs en de Grieken weet men dat ze in relatieve harmonie hebben geleefd gedurende honderden jaren. Ook is bekend dat de Tartessiaanse cultuur hebben geprofiteerd van de nauwe samenwerking die leidde tot de ontwikkeling van hun eigen schrift uit de zevende eeuw voor Christus .
Strabo, een Griekse geschiedschrijver die leefde van 64 BC tot 24 AD schreef dat de meeste van de inheemse volkeren van Spanje beweerden verhalen te hebben geschreven die wel 6000 jaar teruggingen. Iets wat mooi aansluit op de gevonden bewijzen uit het Neolithicum deze regio.
In de 6e eeuw voor Christus waren Keltische volkeren uit het noorden aangekomen en namen het beheer van het gebied over. Tevens mengden zij zich met de nakomelingen van de Tartessianen ,de Turdetani. Gezamenlijk controleerden zij het gebied dat zich uitstrekte van de rivier Guadiana tot aan de Guadalquivir rivier.
Gaius Plinius Secundus maior beschrijft in zijn "derde boek van de geschiedenis van de natuur" de steden Acinippo en Arunda zijnde gelegen binnen de regio van Beturia. Specifiek het deel dat onder controle stond van de Kelten terwijl het andere deel, verder naar het westen en noorden onder zeggenschap stond van de Turduli.